als woordenboektrefwoord:
als trefwoord met bijbehorende synoniemen: niet gevonden.
als synoniem van een ander trefwoord:
woordverbanden van ‘afbreuk’ grafisch weergegeven
in Charivarius' Een Ander Woord (1945):
in het Handwoordenboek van Nederlandsche Synoniemen (1908):
Alles wat voor een persoon kwaad is, en de waarde eener zaak vermindert. Nadeel is alles wat met onze belangen strijdig is. Schade is het meer materieele begrip; zij wordt geleden ten gevolge van gedane afbreuk, toegebracht nadeel of door geleden verlies. Afbreuk is eigenlijk eene tekortdoening of benadeeling, die ons door een ander wordt aangedaan, met krenking van ons recht. Het komt bijna uitsluitend voor met het werkw. doen verbonden. Nadeel is het kwaad, dat voor iemand uit iets ontstaat en hem achter doet staan bij anderen, die er voordeel door hebben. Schade wijst op eene vermindering van welstand, verlies op eene vermindering van bezit, hinder op eene dwarsbooming onzer plannen of verrichtingen, en bij uitbreiding op het nadeel, dat hieruit ontstaat. „Door schade (niet door nadeel) wordt men wijs", wil zeggen: een verlies behoeft niet altijd voor een kwaad gehouden te worden, het kan dikwijls zelfs zeer nuttig voor ons zijn.
in Keur van Nederlandsche Synoniemen (1922):
Alles wat niet voordeelig voor ons is.
Verlies duidt een vermindering van bezit aan. Het verlies aan dooden bedroeg aan onze zijde 500 man.
Schade let meer op de vermindering van de waarde of van den welstand. De schade bij dezen brand wordt door verzekering gedekt. De storm deed groote schade aan de dijken. (Hun waarde als zeewering verminderde.)
Nadeel is het kwaad, dat met de belangen van iemand of iets in strijd is. Uit dit nadeel (kwaad) kan o.a. schade of verlies voortvloeien. Door de strenge vorst hebben de schippers het grootste nadeel gehad (de vorst was in strijd met hun belangen; er zullen hierdoor bijv. minder verdiensten zijn geweest; of wel, er is een lading aardappelen bevroren, zoodat er schade werd geleden, d.w.z. vermindering van welstand). Misbruik van sterken drank doet nadeel aan onze gezondheid (of: benadeelt onze gezondheid). Men zegt: Door schade wordt men wijs, en niet: door nadeel wordt men wijs, immers wiens bezitting in waarde vermindert, wordt er niet altijd ongelukkiger door, hij kan er soms zelfs een beter mensch door worden; in dit geval is schade geen kwaad, dat strijdig is met onze belangen, dus geen nadeel; men zegt dan ook in zulke gevallen : schade is altijd geen nadeel.
Afbreuk is de schade, die men door anderen lijdt met krenking van ons recht. De laster, waaraan hij blootstond, heeft hem in zijn positie afbreuk gedaan. Soms wijst het eenvoudig de verliezen aan, die oorlogvoerende partijen elkander toebrengen: De Watergeuzen deden den Spanjaarden veel afbreuk.
Een overstrooming richt groote schade aan de dijken aan; menigeen lijdt er zware verliezen door; ook kan zij nadeel doen aan de vruchtbaarheid van den bodem, als n.l. het zoute water niet spoedig geloosd wordt; afbreuk evenwel kan zij niet toebrengen. (Waarom niet?)
Zet een winkelier zich in een buurt neer, waar reeds anderen dezelfde nering hebben, dan brengt de eerste zijn collega's verlies, schade en nadeel, soms ook afbreuk toe: immers de reeds gevestigde winkeliers lijden verlies aan klandizie (vermindering van het aantal) ; daardoor vermindert hun welstand of de waarde van hun zaak, dat is hun schade; en daar de nieuwe winkelier misschien op minder eerlijke wijze ook hun klanten weglokt, waarop zij recht meenden te hebben, doet hij zijn collega 's ook afbreuk. In ieder geval is de vestiging van een concurrent een nadeel voor de reeds daar wonende winkeliers: die vestiging strijdt n.l. met hun belangen.
in Woordenboek der Nederduitsche synonimen (1821), band 1, blz. 93:
bij andere sites:
debug info: 0.0017 c