belgen

als woordenboektrefwoord:

belgen:
(zich), (gebelgd), zich boos maken.

als trefwoord met bijbehorende synoniemen: niet gevonden.

als synoniem van een ander trefwoord: niet gevonden.

in het Handwoordenboek van Nederlandsche Synoniemen (1908):

Het gemoed ontstemmen. Het zijn de meer deftige en in gewonen stijl minder gebruikelijke uitdrukkingen voor het meer gewone iemand boos maken of boos worden. Wie verstoord is, toont dit gewoonlijk meer door de uitdrukking van zijn gelaat, dan door woorden of daden. Belgen en zich belgen, boos worden, zijn beide verouderd, alleen het verl. deelw. komt nog voor: zich gebelgd gevoelen of toonen over iets of gebelgd zijn over iets. Daarnaast wordt gebruikt het partic. pract. verbolgen van een in onbruik geraakt werkwoord verbelgen. In Z. Nederland is het trans. belgen niet ongewoon; in N. Nederland komt het slechts zeer zelden, en dan alleen in den 3en pers. enkelv. voor: het belge u niet — neem mij niet kwalijk. Het is zwakker dan vertoornen, dat eene sterke ontstemming aanduidt, welke het gevolg is van een indruk, die geheel indruischt tegen het gemoed van hem, die vertoornd wordt. Vertoornen wordt in de taal van het dagelijksch loven weinig gebruikt. Het verl. deelw. vertoornd staat gelijk met het deelw. verbolgen. Vergrammen, dat alleen van menschen gezegd wordt, beteekent hetzelfde doch is sterker; het wordt alleen in het verl. deelw. vergramd gebruikt, en dan nog zeer zelden.

in Woordenboek der Nederduitsche synonimen (1821), band 1, blz. 281:

bij andere sites:

synoniemen-sites:
algemene woordenboeken:
oorsprong:
zinsverband en voorbeeldzinnen:
vertalen:
naar het
overige:

debug info: 0.0028 c