blijdschap

als woordenboektrefwoord:

blijdschap:
v. vrolijkheid.

als trefwoord met bijbehorende synoniemen:

blijdschap (zn) :
plezier, vreugde, vrolijkheid, vreugd, genoegen, verheugenis, opgetogenheid, blijmoedigheid

als synoniem van een ander trefwoord:

genoegen (zn) :
plezier, vreugde, bevrediging, vermaak, pret, tevredenheid, vrolijkheid, genot, lust, aardigheid, voldoening, heerlijkheid, welbehagen, behagen, gein, schik, lol, blijdschap, welgevallen, leut, gading, jolijt, geneugte, ingenomenheid, sjeu, jeu, leute
plezier (zn) :
amusement, vreugde, vermaak, pret, vrolijkheid, genot, lust, aardigheid, genoegen, welbehagen, behagen, gein, schik, lol, blijdschap, verstrooiing, welgevallen, vertier, leut, jolijt, verpozing, sjeu, divertissement, jeu, jool, leute
vreugde (zn) :
plezier, pret, vrolijkheid, blijheid, genot, lust, vreugd, genoegen, blijdschap, jubel, jolijt, opgetogenheid, feeststemming
zon (zn) :
vreugde, vrolijkheid, blijdschap

woordverbanden van ‘blijdschap’ grafisch weergegeven

in Charivarius' Een Ander Woord (1945):

in het Handwoordenboek van Nederlandsche Synoniemen (1908):

Alle geven te kennen, dat men onder den indruk eener aangename aandoening verkeert. Bij blijdschap spiegelt deze aandoening zich af op het gelaat; bij vroolijkheid geeft zij zich daarentegen lucht in gebaren en woorden; bij vreugde is zij dieper, inniger, duurzamer, en behoeft zij zich niet noodzakelijk op de eene of andere wijze te uiten. Goede kinderen zijn de vreugde hunner ouders. Bij dartelheid is de vroolijkheid verbonden óf met weelderigheid, óf met eene neiging tot baldadigheid. Van kinderen gebruikt, verstaat men er meest onder overmoedige speelschheid. Waar vroolijkheid zich uit in lust tot pretmaken en spelen op losse vroolijke, doch niet dartele wijze, spreekt men van joligheid. Blijheid ziet eigenlijk op den toestand van blij zijn; op zich zelf is het minder in gebruik; het komt meest alleen voor in de uitdrukking vrijheid, blijheid. Blijmoedigheid is eene innige weltevredenheid, minder veroorzaakt door uitwendige oorzaken, dan wel door eene aangeboren opgeruimdheid van geest. Lust noemt men de streelende gewaarwording, die wij ondervinden, wanneer onze begeerte door het een of ander voorwerp sterk wordt opgewekt. Verheuging, verrukking zien op de opgewonden stemming, waarin we door aangename prikkels gebracht worden. Genoegen geeft eigenlijk een toestand van voldaanheid of tevredenheid te kennen; voor tevredenheid is noodzakelijk het niet aanwezig zijn van gedachten, die onze rust storen, van onaangename gevoelens. Vermaak is in de eerste plaats het genot dat men heeft door de uitspanning en door de verlustiging van zijn geest; verder het middel, waardoor men die verlustiging erlangt. Men kan vermaak in iets hebben en men kan jagen naar vermaak. Wij smaken dus genoegen, wanneer onze wenschen bevredigd worden; wij hebben vermaak, wanneer iets ons verlustigt of aangenaam bezig houdt. In gemeenzamen stijl bezigt men voor vermaak en genoegen meestal het vreemde woord pleizier, dat eigenlijk aanduidt: wat behaagt. Is het vermaak met joligheid gepaard dan wordt er ook voor gebezigd het woord pret.

in Keur van Nederlandsche Synoniemen (1922):

Aangename aandoening van ons gemoed.

Blijdschap ziet meer op een enkel geval en wordt door geringere oorzaken teweeggebracht dan vreugde, die dieper en langduriger aandoet. Bovendien verschillen beide woorden ook hierin, dat blijdschap zich op 't gelaat afspiegelt, terwijl vreugde zich niet noodzakelijk behoeft te uiten; Het goed gedrag van den zoon geeft den vader vreugde; zijn thuiskomst na een korte afwezigheid veroorzaakt blijdschap. (De vreugde duurt langer en uit zich wellicht niet; de blijdschap was van voorbijgaanden aard en straalde misschien van 't gelaat van den vader.) Geeft de blijdschap zich lucht ook door woorden, lachen of gebaren, dan spreekt men van vroolijkheid. Zijn vreugde kan men verbergen, zijn vroolijkheid niet: blijdschap kan stil zijn (stille blijdschap), vroolijkheid niet, bijv.: zij waren uitgelaten van vroolijkheid.

Genoegen is minder sterk dan blijdschap; het is eigenlijk de toestand van voldaanheid met hetgeen men wenscht of bezit. Hij smaakte het genoegen, de acte te behalen. Het doet mij genoegen, dat gij komt. (In beide gevallen wijst het dus aan, dat de wensch vervuld werd.) Tegenwoordig komt het soms ook overeen met vermaak: Ik wensch u veel genoegen op uw reis (wat eigenlijk beteekent: ik hoop, dat gij op uw reis al uw wenschen bevredigd zult zien. n.l. uw wenschen naar genot en vermaak op uw reis). Hij schept veel genoegen of vermaak in het lezen van romans. Met genoegen neem ik uw uitnoodiging aan (het zal mij een vermaak zijn, bij u te komen). Genoegen kan ook nog beteekenen: de oorzaak of het middel, dat ons vermaak verschaft: ook de winter heeft zijn genoegens. Verder moet er nog op gewezen worden, dat genoegen en vermaak in de gewone spreektaal dikwijls vervangen worden door het Fransche woord „pleizier".

De hoogste trap van vreugde of blijdschap is verrukking: de aangename toestand, waarin alle andere gevoel in dat der vreugde opgaat.

in Woordenboek der Nederduitsche synonimen (1821), band 1, blz. 375:

in Nederduitsche synonymen (1836), band 1, blz. 142:

in de lijst met antoniemen (woorden met een tegengestelde betekenis):

blijdschap
droefheid

bij andere sites:

synoniemen-sites:
algemene woordenboeken:
oorsprong:
zinsverband en voorbeeldzinnen:
vertalen:
naar het
overige:

debug info: 0.0022 c