collega

als woordenboektrefwoord:

collega:
m. (-'s), ambtgenoot.

als trefwoord met bijbehorende synoniemen:

collega (zn) :
gelijke, vakgenoot, medewerker, vakgenote, medelid, confrère, vakbroeder, gildebroeder, beroepsgenoot, ambtsbroeder, ambtgenote, ambtgenoot, confrater

als synoniem van een ander trefwoord:

maat (zn) :
collega, gabber, partner, maatje, teamgenoot, makker, handlanger, broeder, vriend, metgezel, ploegmaat, kameraad, gezel, kompaan, buddy, kornuit, vrind, medespeler
medewerker (zn) :
collega, medewerkster, helper, assistent, functionaris, werkkracht, collaborateur, employé, gildebroeder, ambtgenoot
confrater (zn) :
collega, vakgenoot, confrère, vakbroeder, medebroeder, gildebroeder, ambtsgenoot, ambtsbroeder, ambtgenoot
gelijke (zn) :
collega, naaste, weerga, gade, pendant, evenknie, partuur, portuur
kameraad (zn) :
collega

woordverbanden van ‘collega’ grafisch weergegeven

bij andere sites:

synoniemen-sites:
algemene woordenboeken:
oorsprong:
zinsverband en voorbeeldzinnen:
vertalen:
naar het
overige:

debug info: 0.002 c