als woordenboektrefwoord:
als trefwoord met bijbehorende synoniemen:
als synoniem van een ander trefwoord:
woordverbanden van ‘dolen’ grafisch weergegeven
in Charivarius' Een Ander Woord (1945):
in het Handwoordenboek van Nederlandsche Synoniemen (1908):
Het verkeerde voor het rechte nemen. Dwalen is zich vergissen in den weg, dien men in moest slaan; figuurlijk dus, eene verkeerde daad doen of eene onjuiste gedachte koesteren, terwijl men meent goed te handelen. Dolen is den weg kwijt zijn, en daardoor verkeerd handelen. Falen is te kort komen in zijne kracht, zich bedriegen in zijn oordeel. Wie dwaalt meent juist te oordeelen, maar maakt een verkeerd besluit; wie doolt komt niet tot een besluit, maar raakt verward in zijn gedachten-gang; wie faalt heeft zijne krachten niet goed berekend en schiet te kort. Feilen is eigenlijk hetzelfde als falen, maar wordt zelden gebruikt. Mistasten is verkeerd handelen, doch zonder opzet om het verkeerde te doen; zondigen is in de eerste plaats het overtreden van door God gestelde wetten; verder wordt het ook gezegd van het overtreden van maatschappelijke wetten, handelen tegen het algemeen aangenomen gebruik.
Her- en derwaarts gaan, trekken. Bij dwalen geschiedt dit, omdat men den weg, die naar het doel voert, verloren heeft; bij dolen, omdat men zonder doel rondtrekt of het spoor geheel bijster is geworden; bij zwerven, omdat men geen bepaald tehuis heeft. Dolen wordt weinig meer gebruikt, enkele malen in figuurlijken zin voor van het rechte pad afgedwaald zijn. De oude beteekenis is nog bewaard in enkele oudere uitdrukkingen z. a. een dolend ridder. De verdoolde schapen der kudde worden door den goeden herder terecht gebracht. De vluchteling zwierf lang in de duinen rond, voor hij een schipper vond, die hem over het kanaal bracht.
Geen rusteloos zwerven en smachten
Is 't leven: een Doel licht ons voor;
En worstlende winnen wij krachten,
En dwalende vinden wij 't spoor!
in Keur van Nederlandsche Synoniemen (1922):
Heen en weer gaan of trekken.
Dwalen duidt aan, dat men den rechten weg, die naar het doel voert, verlaten heeft, hetzij uit onkunde, hetzij uit achteloosheid (vergissing); in den regel zal men dan trachten het juiste pad terug te vinden Toen ik in het bosch van u afscheid genomen had, was ik den weg vergeten en heb langen tijd gedwaald. Figuurlijk betee-kent dwalen: zonder het te weten een verkeerde meening hebben, iets verkeerd doen: hij dwaalt, als hij mij denkt te kunnen vleien.
Dolen wijst aan, dat men geheel zonder doel rondtrekt, zooals bijv. de dolende ridders van voorheen, of dat men zóózeer is verdwaald, dat de goede weg onmogelijk weer te vinden is. Men loopt nu eens hierheen, dan weer daarheen. Het is dus sterker dan dwalen. Wacht u voor een dolenden gids.
Zwerven wijst een heen en weer trekken aan, waarbij men niet lang op dezelfde plaats blijft, gewoonlijk als gevolg van de omstandigheid, dat men geen vaste woonstede heeft. Een zwervende volksstam. Door de bosschen te zwerven is een genot. (In dezen zin gebruikt men ook wel dwalen, maar dit is minder juist; immers bij dwalen denkt men aan den juisten weg, die men kwijt is, welke bijgedachte in zwerven niet ligt opgesloten.)
in Woordenboek der Nederduitsche synonimen (1821), band 3, blz. 387:
woorden met een verwante vorm:
bij andere sites:
debug info: 0.002 c