flambouw

als woordenboektrefwoord:

flambouw:
v. (-en), fakkel.

als trefwoord met bijbehorende synoniemen:

flambouw (zn) :
fakkel, toorts

als synoniem van een ander trefwoord:

fakkel (zn) :
toorts, flambouw
toorts (zn) :
fakkel, flambouw

woordverbanden van ‘flambouw’ grafisch weergegeven

in Charivarius' Een Ander Woord (1945):

fakkel:
toorts, flambouw
flambouw:
fakkel, toorts
toorts:
fakkel, flambouw

in het Handwoordenboek van Nederlandsche Synoniemen (1908):

fakkel, flambouw, toorts

Drie benamingen voor het met pek en harst besmeerd touw, dat aan een staak gebonden en daarna aangestoken wordt, ten einde bij optochten licht te verspreiden. Flambouw en toorts zijn aan het Fransch ontleend, fakkel aan het Latijn. In figuurlijken zin wordt wel fakkel, doch niet flambouw of toorts gebruikt. De oorlogsfakkel. Een optocht met fakkels, met toortsen of met flambouwen. In samenstelling worden de beide laatste woorden minder gebruikt; wel spreekt men van fakkeldrager, fakkeloptocht, fakkeldans; voor fakkellicht hoort men ook toortslicht.

in Woordenboek der Nederduitsche synonimen (1821), band 3, blz. 195:

toorts, fakkel, flambouw

bij andere sites:

synoniemen-sites:
algemene woordenboeken:
oorsprong:
zinsverband en voorbeeldzinnen:
vertalen:
naar het
overige:

debug info: 0.0016 c