gapen

als woordenboektrefwoord:

gapen:
(gegaapt), geeuwen.

als trefwoord met bijbehorende synoniemen:

gapen (ww) :
slaap hebben, geeuwen
gapen (ww) :
staren, kijken
gapen (ww) :
lanterfanten

als synoniem van een ander trefwoord:

staren (ww) :
zien, blikken, kijken, gapen, turen, spieden, glaren, glariën

woordverbanden van ‘gapen’ grafisch weergegeven

in het Handwoordenboek van Nederlandsche Synoniemen (1908):

gapen, geeuwen

Den mond wijd openen. Voor zoover dit onwillekeurig geschiedt (ten gevolge van lusteloosheid, zenuwachtigheid, slaperigheid, enz.) beteekenen gapen en geeuwen hetzelfde. Gapen echter (hetwelk meer dan geeuwen een onbetamelijk wijd openen van den mond aanduidt) is gemeenzamer, het kan ook zijne oorzaak in honger of domme nieuwsgierigheid hebben. De dorpelingen bleven ons gapend nazien.

woorden met een verwante vorm:

zelfstandig naamwoord
bijvoeglijk naamwoord

bij andere sites:

in het Verwarwoordenboek van Jan Renkema:
synoniemen-sites:
algemene woordenboeken:
oorsprong:
woordcombinaties:
zinsverband en voorbeeldzinnen:
vertalen:
naar het
overige:

debug info: 0.0137 nc