als woordenboektrefwoord:
als trefwoord met bijbehorende synoniemen:
als synoniem van een ander trefwoord:
woordverbanden van ‘groots’ grafisch weergegeven
in Charivarius' Een Ander Woord (1945):
in het Handwoordenboek van Nederlandsche Synoniemen (1908):
Met eene hooge mate van zelfgevoel bedeeld. Trotsch wordt zoowel in een goeden als in kwaden zin gebruikt, èn voor een betamelijk gevoel van eigenwaarde èn voor dwaze zelfverheffing. Gij moogt op dat werk trotsch zijn. Hooghartig, eigenlijk eene deugd, kan bij overdrijving, evenals trotsch, eene ondeugd worden; niet alzoo fier, dat het bezit van een regelmatigen trots of een, soms wel zeer sterk maar toch nooit ongepast, gevoel van eigenwaarde uitdrukt. De verwaande heeft een belachelijken dunk van eigen kunde en voortreffelijkheid; de hoogmoedige ziet in het besef zijner meerderheid met verachting op anderen neer; de hoovaardige is hiermede niet tevreden, maar tracht zich voor te doen als iemand die meer is of rijker is, en toont ingebeelde meerderheid; de opgeblazene toont zijne hoovaardij in overdreven gebaren en handeling; hij blaast zich als 't ware op om grooter te schijnen dan hij werkelijk is; de ijdele ziet zich gaarne bewonderd, geprezen, gevleid. De ijdelheid kijkt door de gaten van uw mantel heen, zeide Plato tot den schijnbaar nederigen Antisthenus. Grootsch kan in eene goede beteekenis voorkonmen n.l. die van edel, prachtig, vol majesteit; het wordt in dezen zin meest van zaken, doch ook soms van personen gebruikt; als synoniem van hoogmoedig geeft het, alleen van personen gebruikt, te kennen dat men gevoel van eigen grootheid en meerderheid heeft. Laatdunkend is hij, die een hoogen dunk van eigen voortreffelijkheid heeft, en daarbij door woord of gebaar toont, dat hij met geringschatting neerziet op anderen. Bij prat wordt altijd een beweeggrond voor den trots aangevoerd: Prat op kennis, prat op zijn geld. In de taal van het dagelijksch leven is het nagenoeg in onbruik gekomen.
in Keur van Nederlandsche Synoniemen (1922):
In groote mate met een gevoel van eigenwaarde bedeeld.
Hoogmoedig zegt, dat men in het besef zijner meerderheid met verachting op anderen neerziet. Sedert hij burgemeester van dat dorp geworden is, is hij zeer hoogmoedig geworden.
Hoovaardig is sterker, het drukt uit, dat men zich nog grooter (rijker enz.) wil voordoen, dan men is: ik begrijp niet dat hij niet zoo hoovaardig is geworden, vroeger was hij zoo nederig.
Grootsch, van zaken gebruikt, geeft het denkbeeld van grootte, ruimte, eerbiedwaardigheid, voortreffelijkheid: een grootsch gebouw, een grootsche gedachte: — van personen gezegd, is het ongunstig van beteekenis: het wijst dan aan, dat men met ingebeelde grootheid of voortreffelijkhheid is bezield en in uiterlijken pronk behagen schept, Zie dat meisje eens grootsch zijn op haar mooie kleeren.
Trotsch, in goeden zin, is: vol van grootmoedig zelfvertrouwen of een gepast gevoel van eigenwaarde. Uw trotsch geslacht verwacht rechtschapen loten uit zijn stam (Vondel); ook mag iemand, waar het een gepast gevoel van eigenwaarde geldt, gerust zeggen: „Ik ben er trotsch op zóó gehandeld te hebben." Meestal evenwel ontstaat trotschheid uit verkeerde zelfverheffing en daarmee gepaard gaande verachting van anderen; de trotsche vermijdt dan ook angstvallig alles, wat hem quasi zou vernederen en neemt een houding aan, die stuitend, zelfs beleedigend voor anderen is. Sedert hij burgemeester is geworden, is hij te trotsch om met ons om te gaan. Van zaken gebezigd, komt trotsch eenigszins met grootsch overeen, en wordt dan gebruikt, niet zoozeer om de grootte, als wel om de hoogte uit te drukken: Trotsche bergen (geen „grootsche" bergen).
Prat is hetzelfde als trotsch, maar er wordt steeds de reden bijgevoegd: Prat op zijn afkomst. Het woord is echter tot de schrijftaal beperkt.
Fier (van Franschen oorsprong) drukt altijd een gepast gevoel van eigenwaarde uit. Met fieren blik trad hij voor zijn laaghartige beschuldigers.
IJdel duidt aan, dat men zich gaarne bewonderd en gevleid ziet. Hij was ijdel genoeg, om de vleierij van zijn vrienden voor goede munt aan te nemen. (IJdel kan ook beteekenen: 1°. zonder grond: ijdele hoop; 2°. van geen langen duur: ons ijdel leven; 3°. aardschgezind: ijdele lieden denken niet aan het leven hiernamaals; 4°. nutteloos: al zijn pogingen waren ijdel.)
in Nederduitsche synonymen (1836), band 1, blz. 157:
in Woordenboek der Nederduitsche synonimen (1821), band 2, blz. 256:
in de lijst met antoniemen (woorden met een tegengestelde betekenis):
woorden met een verwante vorm:
zie ook:
bij andere sites:
debug info: 0.0032 c