heel

als trefwoord met bijbehorende synoniemen:

heel (bn) :
onbeschadigd, volledig, geheel, gaaf, gans, compleet, ongeschonden, intact, onaangeroerd, onaangetast, onaangeraakt
heel (bn) :
belangrijk, lang, groot, omvangrijk
heel (bw) :
volstrekt
heel (bw) :
zeer, erg
heel (bw) :
volkomen

als synoniem van een ander trefwoord:

gaaf (bn) :
onbeschadigd, heel, volledig, klasse, ongeschonden, vlekkeloos, intact, feilloos, onaangeroerd, puntgaaf, onbedorven, onaangetast, onaangeraakt, loepzuiver
volledig (bn) :
heel, geheel, volkomen, totaal, gaaf, gans, helemaal, onverdeeld, compleet, algeheel, volmaakt, integraal, voltallig, rats, onaangetast, honderd procent
geheel (bn) :
zuiver, heel, volledig, volkomen, totaal, gans, helemaal, compleet, algeheel, volslagen, integraal, alleszins, godgans, ganselijk
intact (bn) :
onbeschadigd, heel, gaaf, ongeschonden, ongedeerd, ongerept, onaangeroerd, onverlet, ongekrenkt, onaangebroken
ongeschonden (bn) :
heel, heelhuids, gaaf, compleet, ongedeerd, ongerept, intact, onverzwakt, ongekwetst, ongekreukt, ongekrenkt
onbeschadigd (bn) :
heel, ongeschonden, ongedeerd, intact, ongekwetst
geheel (bn) :
heel, aan één stuk, ongeschonden, intact
godgans (bn) :
heel, geheel
ongebroken (bn) :
heel, gaaf
volkomen (bw) :
heel, volledig, geheel, gans, helemaal, absoluut, compleet, algeheel, volslagen, volmaakt, volleerd, radicaal, alleszins, finaal, ganselijk
gans (bw) :
heel, volledig, geheel, volkomen, totaal, helemaal, absoluut, volstrekt, faliekant
veel (bw) :
heel, belangrijk, sterk, zeer, erg, aanzienlijk, molto
bliksems (bw) :
verdraaid, heel, maar al te
gek (zn) :
heel, erg

woordverbanden van ‘heel’ grafisch weergegeven

in Charivarius' Een Ander Woord (1945):

in het Handwoordenboek van Nederlandsche Synoniemen (1908):

gaaf, gans, geheel, heel

Waaraan geen der deelen ontbreekt, en waarvan geen deel gebrekkig of bedorven is. Het eerste gedeelte dezer bepaling ziet op geheel en gansch, het laatste op gaaf. Verder legt geheel vooral nadruk op de aanwezigheid van alle deelen, gansch op hun behoorlijken samenhang. Het huis staat nog in zijn geheel = er is nog niets van afgebroken. Heel is meer in familiaren stijl gebruikelijk dan geheel. Hij at den heelen appel op. Het geheele huis viel in, of het heele huis viel in. De gansche burgerij. Een gansche dag. Een gaaf vel papier (waar geen stukje aan ontbreekt). Gave vruchten.

in Woordenboek der Nederduitsche synonimen (1821), band 2, blz. 179:

gaaf, gans, geheel, heel

in Nederduitsche synonymen (1836), band 2, blz. 256:

in de lijst met antoniemen (woorden met een tegengestelde betekenis):

heel
bestanddeel, brok, component, deel, deels, defect, element, gebroken, gedeelte, gedeeltelijk, kapot, lens, lid, onderdeel, part, partieel, segment, stuk

woorden met een verwante vorm:

werkwoord

zie ook:

bij andere sites:

synoniemen-sites:
algemene woordenboeken:
oorsprong:
zinsverband en voorbeeldzinnen:
vertalen:
naar het
overige:

debug info: 0.0025 c