hoek

als woordenboektrefwoord:

hoek:
m. (-en), scherpe kant, ontstaan door het samenkomen van twee lijnen of vlakken ; (meetkunde) ruimte tussen twéé lijnen of vlakken; ijzeren vishaak.

als trefwoord met bijbehorende synoniemen:

hoek (zn) :
stuk, ruimte, plaats, plek
hoek (zn) :
oord, streek, windstreek
hoek (zn) :
uithoek, hemelstreek
hoek (zn) :
achterbuurt
hoek (zn) :
hoekstoot
hoek (zn) :
vishaak
hoek (zn) :
corner

als synoniem van een ander trefwoord:

kant (zn) :
aspect, hoek, dimensie
richting (zn) :
zijde, hoek, kant
punt (zn) :
rand, hoek
corner (zn) :
hoek

woordverbanden van ‘hoek’ grafisch weergegeven

in Woordenboek der Nederduitsche synonimen (1821), band 1, blz. 164:

angel, hoek

woorden met een verwante vorm:

zelfstandig naamwoord
bijvoeglijk naamwoord

zie ook:

bij andere sites:

synoniemen-sites:
algemene woordenboeken:
oorsprong:
zinsverband en voorbeeldzinnen:
vertalen:
naar het
overige:

debug info: 0.0022 c