als woordenboektrefwoord:
als trefwoord met bijbehorende synoniemen:
als synoniem van een ander trefwoord:
woordverbanden van ‘immer’ grafisch weergegeven
in Charivarius' Een Ander Woord (1945):
in het Handwoordenboek van Nederlandsche Synoniemen (1908):
Bijwoorden van tijd, die te kennen geven, dat iets zonder ophouden, onafgebroken geschiedt. Tusschen altoos en altijd bestaat nagenoeg geen verschil, en beide woorden worden zoowel van het verledene als van het toekomende gebruikt. Bij altijd echter staat het begrip van voortduring meer op den voorgrond, bij altoos dat van herhaling. Ik heb het hem telkens gezegd, maar hij doet het altoos weer. Hij is altijd (of altoos) een braaf man geweest, en er is geen twijfel aan, of hij zal het ook altijd blijven. Immer slaat, evenals het tegenovergestelde nimmer, alleen op de toekomst. Hij zal zijne grondbeginselen immer getrouw blijven. Immermeer, in beteekenis met immer gelijkstaande, wordt bijna uitsluitend in hoogeren stijl gebruikt. Steeds geeft eene voortduring te kennen, waarin standvastigheid of bestendigheid uitkomt. Hij heeft steeds tot de strijders voor recht en waarheid behoord. Hoewel meestal van iets goeds, wordt het toch ook wel van iets kwaads of onaangenaams gezegd. Hij plaagt het arme kind nog steeds. Hij heeft nog steeds hoofdpijn.
in Keur van Nederlandsche Synoniemen (1922):
Wat zonder ophouden of uitzondering geschiedt.
Altoos en altijd zeggen dit zoowel van het verledene als van het toekomende: Hij is altijd een braaf man geweest en zal het altoos blijven. Hoewel beide woorden meestal geheel zonder onderscheid in beteekenis voor elkander gebruikt worden, schijnt altoos meer het begrip van herhaling, en altijd dat van voortduring aan te duiden. Ik heb dien hond wel twintigmaal weggejaagd, maar hij komt altoos weer terug. Ik zal u altijd dankbaar blijven. Bovendien begint altoos meer en meer uit de schrijftaal te verdwijnen; zelfs in de spreektaal komt het niet meer zoo vaak voor.
Evenals altijd ziet ook steeds op een onafgebroken voortduring zoowel in 't verleden als in de toekomst. Hoewel het in de spreektaal gewoonlijk en in de schrijftaal vaak door altijd vervangen wordt, is het toch iets sterker dan altijd. Het is n.l. met de bijwoordelijke s afgeleid van 't oude bijv. nw. stede (verwant met stad), dat vast, bestendig beteekende. Vandaar geeft steeds een onafgebroken voortduring te kennen, die van standvastigheid, bestendigheid, duurzaamheid getuigt, en wordt dus bij voorkeur in goeden zin gebezigd. Hij was mij steeds getrouw (niet bijv.: steeds ontrouw). 'Dit is dus iets sterker dan: Hij was mij altijd getrouw, daar steeds de bestendigheid nog sterker doet uitkomen.
Immer ziet uitsluitend op de toekomst en duidt dan (sterker nog dan altijd) een onafgebroken voortduring der werking aan: Ik zal u immer getrouw blijven.
Gedurig duidde oorspronkelijk óók het begrip van onafgebroken voortduring aan, maar beteekent thans meer een herhaling der werking en is dan minder sterk dan altoos. Hij komt gedurig hier.
Wij zien dus, dat met uitzondering van gedurig in zijn tegenwoordige beteekenis het woord altijd in alle gevallen kan gebruikt worden. Denk daaraan bij de volgende zinnen.
in Woordenboek der Nederduitsche synonimen (1821), band 1, blz. 158:
in de lijst met antoniemen (woorden met een tegengestelde betekenis):
bij andere sites:
debug info: 0.0024 c