martelen

als woordenboektrefwoord:

martelen:
(gemarteld), folteren, kwellen.

als trefwoord met bijbehorende synoniemen:

martelen (ww) :
pijnigen, kwellen, folteren, kastijden
martelen (ww) :
mishandelen, folteren
martelen (ww) :
afbeulen, afpijnigen

als synoniem van een ander trefwoord:

kwellen (ww) :
verontrusten, martelen, plagen, pesten, dwars zitten, pijnigen, ergeren, hinderen, teisteren, tergen, benauwen, bestoken, folteren, sarren, bedroeven, judassen, geselen, prangen, tormenteren
folteren (ww) :
martelen, pijnigen, kwellen, teisteren, tormenteren
pijnigen (ww) :
martelen, folteren, radbraken, pijnen, tormenteren

woordverbanden van ‘martelen’ grafisch weergegeven

in Charivarius' Een Ander Woord (1945):

in het Handwoordenboek van Nederlandsche Synoniemen (1908):

folteren, martelen, pijnigen

Opzettelijk smart veroorzaken. Pijnigen werd vroeger inzonderheid voor op de pijnbank brengen gebezigd. Folteren, eigenlijk pijnigen op een werktuig, en martelen, zijn sterker dan pijnigen; zij onderstellen, dat de pijniging geschiedt met uitgezochte wreedheid. Martelaars heeten de oudste belijders van den Christelijken godsdienst, die, als zij door de Heidenen wreedaardig omgebracht werden, hierdoor een getuigenis des geloofs aflegden. Uit het grieksche woord voor getuigenis (martyrion) ontwikkelden zich de woorden martelaar, martelen; thans noemt men bij uitbreiding allen, die zich voor eene zaak opofferen of opgeofferd worden, martelaars. Hij is martelaar voor zijn geloof geworden. — Deze werkwoorden worden ook figuurlijk gebezigd. De herinnering daaraan pijnigde, folterde, martelde mij.

in Woordenboek der Nederduitsche synonimen (1821), band 2, blz. 176:

folteren, martelen, pijnigen

woorden met een verwante vorm:

zelfstandig naamwoord
bijvoeglijk naamwoord

bij andere sites:

synoniemen-sites:
algemene woordenboeken:
oorsprong:
zinsverband en voorbeeldzinnen:
vertalen:
naar het
overige:

debug info: 0.0027 c

[foutje]