oefenen

als woordenboektrefwoord:

oefenen:
(geoefend), bekwamen ; zich oefenen; invloed oefenen; geduld oefenen, betonen.

als trefwoord met bijbehorende synoniemen:

oefenen (ww) :
repeteren, trainen, instuderen, zich bekwamen
oefenen (ww) :
uitoefenen, praktiseren

als synoniem van een ander trefwoord:

instrueren (ww) :
onderwijzen, leren, bijbrengen, oefenen, doceren, onderrichten, instructies geven, briefen
africhten (ww) :
opleiden, scholen, oefenen, trainen, drillen, dresseren, inbranden, entraineren
dresseren (ww) :
opleiden, scholen, oefenen, africhten, trainen, drillen, inbranden, entraineren
voorbereiden (ww) :
oefenen, trainen, klaarstomen, instrueren, warmdraaien, preluderen
harden (ww) :
verharden, hard maken, stalen, oefenen, trainen, sterken
drillen (ww) :
afknijpen, oefenen, africhten, klaarstomen
studeren (ww) :
spelen, oefenen, instuderen
repeteren (ww) :
oefenen, instuderen
trimmen (ww) :
oefenen, trainen
trainen (ww) :
oefenen, harden
scherpen (ww) :
oefenen

woordverbanden van ‘oefenen’ grafisch weergegeven

in Charivarius' Een Ander Woord (1945):

in het Handwoordenboek van Nederlandsche Synoniemen (1908):

Beoefenen en uitoefenen verschillen in dit opzicht, dat uitoefenen ten voor- of nadeele van de buitenwereld geschiedt, terwijl men in de eerste plaats voor zichzelf iets beoefent. Waar het een beroep, bedrijf of handwerk geldt, zegt men uitoefenen. Van eene kunst zegt men zoowel dat zij beoefend, als uitgeoefend wordt, doch in verschillende opvatting. Men oefent de geneeskunst uit, wanneer men daardoor zieken tracht te genezen, men beoefent de geneeskunde, wanneer men haar tot voorwerp van studie maakt. Men kan eene kunst beoefenen voor uitspanning; de man die er zijn beroep van maakt oefent ze uit. In uitdrukkingen als macht, heerschappij, straf, wraak, deugden, plichten, uitoefenen is uit een overtollig toevoegsel. Oefenen en beoefenen, met betrekking tot eene of andere deugd onderstellen, dat men haar in praktijk brengt met bepaald opzet en inspanning van kracht. Oefenen is minder in gebruik en is meestal beperkt tot uitdrukkingen als geduld oefenen. In eenvoud des harten oefent menigeen de gerechtigheid; de wijsgeer behoort haar te beoefenen. Overigens is oefenen verouderd en meestal vervangen door uit oefenen en beoefenen.

in Woordenboek der Nederduitsche synonimen (1821), band 1, blz. 327:

in Woordenboek der Nederduitsche synonimen (1821), band 3, blz. 1:

oefenen, plegen

woorden met een verwante vorm:

werkwoord
zelfstandig naamwoord

zie ook:

bij andere sites:

synoniemen-sites:
algemene woordenboeken:
oorsprong:
zinsverband en voorbeeldzinnen:
vertalen:
naar het
overige:

debug info: 0.0024 c