opleggen

als trefwoord met bijbehorende synoniemen:

opleggen (ww) :
verplichten, dwingen, opdragen, verplichten tot, bevelen, gelasten
opleggen (ww) :
opdringen, opzadelen met, aanpraten
opleggen (ww) :
opslaan, opbergen, ophopen, opsparen
opleggen (ww) :
bijleggen, toeleggen, bijbetalen
opleggen (ww) :
inleggen, inmaken

als synoniem van een ander trefwoord:

bevelen (ww) :
gebieden, verzoeken, opleggen, heersen over, commanderen, toevertrouwen, verordenen, gelasten, decreteren
gelasten (ww) :
gebieden, belasten, opdracht geven, opleggen, opdragen, bevelen, verordenen, aanzeggen, ordonneren
ophopen (ww) :
samenvoegen, tassen, stapelen, opleggen, opstapelen, opeenstapelen, optassen
commanderen (ww) :
gebieden, opleggen, bevelen, verordenen, de les lezen, koeioneren
inleggen (ww) :
opleggen, conserveren, inmaken, verduurzamen
heffen (ww) :
opleggen, vorderen, eisen, innen, invorderen
opdringen (ww) :
opleggen, aansmeren, aanpraten, opsolferen
opdoen (ww) :
kopen, inkopen, opleggen, inslaan, opslaan
opdragen (ww) :
opleggen, bevelen, gelasten
toeleggen (ww) :
opleggen

woordverbanden van ‘opleggen’ grafisch weergegeven

in Charivarius' Een Ander Woord (1945):

in Woordenboek der Nederduitsche synonimen (1821), band 3, blz. 65:

woorden met een verwante vorm:

werkwoord
zelfstandig naamwoord

zie ook:

bij andere sites:

synoniemen-sites:
algemene woordenboeken:
oorsprong:
zinsverband en voorbeeldzinnen:
vertalen:
naar het
overige:

debug info: 0.0024 c