plant

als woordenboektrefwoord:

plant:
v. (-en), gewas.

als trefwoord met bijbehorende synoniemen:

plant (zn) :
struik, kruid, bloem, onkruid, kamerplant, cactus, gewas, kasplant, tuinplant

als synoniem van een ander trefwoord:

stek (zn) :
plant, aflegger, loot, ent, zaailing

woordverbanden van ‘plant’ grafisch weergegeven

in het Handwoordenboek van Nederlandsche Synoniemen (1908):

gewas, kruid, plant

In het algemeen elk voortbrengsel van het plantenrijk. Plant duidt dit aan in zeer uitgebreiden zin, terwijl men onder gewas alles verstaat wat uit den bodem groeit. Alleen wanneer plant in tegenstelling met gewas of kruid wordt gebruikt, heeft het eene engere beteekenis; overigens worden plant en gewas in algemeenen zin gebruikt. Kruid komt in deze beteekenis tegenwoordig alleen voor in de samenstellingen : kruidkunde, kruidkundige, enz. Voor kruidkunde wordt thans meestal plantenkunde gebruikt. In het, dageiijksch leven bezigt men het woord kruid in den engeren zin van zoodanige voortbrengselen van het plantenrijk, die tot artsenijen of tot specerijen dienen; terwijl men het woord plant op de categorie van gewassen toepast, die geen boomen, struiken, kruiden of grassen zijn, en waarvan een aantal soorten, hetzij om hunne schoonheid, hetzij om hun nut, door den mensch gekweekt worden.

in Woordenboek der Nederduitsche synonimen (1821), band 2, blz. 339:

kruid, gewas, plant

woorden met een verwante vorm:

zelfstandig naamwoord / werkwoord
werkwoord

bij andere sites:

synoniemen-sites:
algemene woordenboeken:
oorsprong:
zinsverband en voorbeeldzinnen:
vertalen:
naar het
overige:

debug info: 0.0015 c