poel

als woordenboektrefwoord:

poel:
m. (-en), moeras; vijver.

als trefwoord met bijbehorende synoniemen:

poel (zn) :
plas, moeras, vijver, kolk, drinkplaats
poel (zn) :
modderpoel, modderplas
poel (zn) :
lieverdje, schatje
poel (zn) :
kuiken

als synoniem van een ander trefwoord:

meer (zn) :
plas, water, meertje, vijver, poel, ven
plas (zn) :
water, vijver, meer, poel, ven
kolk (zn) :
wiel, vijver, poel

woordverbanden van ‘poel’ grafisch weergegeven

in het Handwoordenboek van Nederlandsche Synoniemen (1908):

Diepte is het algemeene woord. Afgrond wordt gezegd van eene groote diepte, en verbindt er het denkbeeld aan, dat wat erin valt reddeloos verloren is, daar het door de grootte van den val verpletterd wordt of te gronde gaat. Het kan evenzeer voor eene diepte zonder water, als voor eene onpeilbaar diepe watermassa gebruikt worden. Een gebergte vol afgronden. Het schip verzonk in den afgrond. Kolk bezigt men voornamelijk van grondelooze, onpeilbare wateren; poelen zijn stilstaande wateren, die ofschoon niet zoo diep, door hunne vuilheid gevaarlijk zijn voor hem, die er in valt. Afgrond en poel worden ook figuurlijk gebezigd voor een toestand van diepe ellende. Een afgrond van rampen en ellenden. Een poel van jammeren.

in Woordenboek der Nederduitsche synonimen (1821), band 1, blz. 108:

afgrond, poel, kolk

in Nederduitsche synonymen (1836), band 1, blz. 37:

meer, moeras, poel, plas, zee

bij andere sites:

in het Verwarwoordenboek van Jan Renkema:
synoniemen-sites:
algemene woordenboeken:
oorsprong:
zinsverband en voorbeeldzinnen:
vertalen:
naar het
overige:

debug info: 0.0024 c