verkeerd

als woordenboektrefwoord:

verkeerd:
bn. bw. (-er, -st), onjuist, slecht.

als trefwoord met bijbehorende synoniemen:

verkeerd (bn) :
mis, onjuist, incorrect, ongewenst, fout, averechts, foutief, onwaar, abuis, abusief, faux
verkeerd (bn) :
slecht, kwaad, pervers, schuins
verkeerd (bw) :
omgekeerd, dwars, verkeerd om, vals, krom, scheef, misplaatst, averechts

als synoniem van een ander trefwoord:

slecht (bn) :
bar, verkeerd, ongunstig, beroerd, hopeloos, waardeloos, onvoldoende, belazerd, treurig, zwak, vierkant, kwaad, kut, gebrekkig, lelijk, tering, bedonderd, inferieur, verfoeilijk, mies, ondeugdelijk, onvoordelig, snood, wan
onbehoorlijk (bn) :
onfatsoenlijk, verkeerd, onbeschaamd, incorrect, ongepast, onbetamelijk, onvertogen, unfair, onwelvoeglijk, ongepermitteerd
pervers (bn) :
verkeerd, ziekelijk, onnatuurlijk, boosaardig, decadent, ontaard, verdorven, morbide, tegennatuurlijk
gebrekkig (bn) :
matig, slecht, verkeerd, onjuist, incorrect, defect, onklaar, onvolkomen, met gebreken, defectief
schadelijk (bn) :
slecht, verkeerd, giftig, ongezond, kwalijk, kwaad, nadelig, funest, verderfelijk, pernicieus
fout (bn) :
mis, verkeerd, onjuist, mislukt, incorrect, foutief, onwaar, abuis
scheef (bn) :
verdraaid, verkeerd, onjuist, vals, krom, vertekend, verwrongen
vals (bn) :
loos, verkeerd, onjuist, ongegrond, onwaar, faux
onjuist (bn) :
mis, verkeerd, incorrect, fout, foutief, onwaar
kwaad (bn) :
slecht, verkeerd, zondig, verdorven, euvel
foutief (bn) :
verkeerd, onjuist, fout, verkeerdelijk
mis (bn) :
verkeerd, onjuist, fout, knudde, fault
abuis (bn) :
mis, verkeerd, onjuist, fout
faux (bn) :
verkeerd, vals, fout, onwaar
krom (bn) :
verdraaid, verkeerd, scheef
slecht (bn) :
verkeerd, fout, misplaatst
slim (bn) :
slecht, verkeerd, erg
averechts (bn) :
verkeerd
incorrect (bn) :
verkeerd
abusievelijk (bw) :
verkeerd, onjuist, per vergissing, per abuis, bij abuis

woordverbanden van ‘verkeerd’ grafisch weergegeven

in Charivarius' Een Ander Woord (1945):

in het Handwoordenboek van Nederlandsche Synoniemen (1908):

averechts, verkeerd

Wat niet in orde is, niet is zooals het behoort. Averechts, eigenlijk wat niet recht, dus onderstboven, of bij uitbreiding achterstevoren, of met een verkeerden kant naar voren staat, is sterker dan verkeerd. Iets averechts doen, opvatten enz. beteekent: iets geheel en al van den verkeerden kant aanpakken, het geheel en al verkeerd opvatten, terwijl verkeerd eenvoudig zegt, dat iets niet gebeurt, opgevat of voorgesteld wordt, zooals het behoort. Uit den volksmond hoort men vaak de pleonastische uitdrukking: averechts verkeerd, waarin averechts als eene versterking is op te vatten.

in Woordenboek der Nederduitsche synonimen (1821), band 1, blz. 174:

averechts, verkeerd

in Woordenboek der Nederduitsche synonimen (1821), band 3, blz. 6:

omgekeerd, verkeerd

in de lijst met antoniemen (woorden met een tegengestelde betekenis):

verkeerd
correct, goed, juist

woorden met een verwante vorm:

bijvoeglijk naamwoord
zelfstandig naamwoord
werkwoord

zie ook:

bij andere sites:

synoniemen-sites:
algemene woordenboeken:
oorsprong:
zinsverband en voorbeeldzinnen:
vertalen:
naar het
overige:

debug info: 0.0026 c