beteugelen

als trefwoord met bijbehorende synoniemen:

beteugelen (ww) :
beheersen, onderdrukken, bedwingen, onder controle houden, tegenhouden, tegengaan, temmen, onderwerpen, matigen, inperken, in toom houden, intomen, tomen, aan banden leggen, teugelen, de kop indrukken, breidelen, betomen, optomen

als synoniem van een ander trefwoord:

onderdrukken (ww) :
stuiten, beteugelen, beheersen, inhouden, dempen, bedwingen, onder controle houden, tegenhouden, terugdringen, neerslaan, verbijten, smoren, verijdelen, in toom houden, intomen, versmoren, opprimeren, de kop indrukken, supprimeren, betomen
beperken (ww) :
beteugelen, inhouden, insluiten, bedwingen, verkleinen, verkorten, terugdringen, matigen, terugbrengen, reduceren, inkrimpen, inperken, limiteren, indammen, intomen, beknotten, besnoeien, breidelen
bedwingen (ww) :
beteugelen, beheersen, onderdrukken, dempen, tegenhouden, temmen, overwinnen, neerslaan, hinderen, in bedwang houden, in toom houden, intomen, teugelen, onder het juk brengen
inhouden (ww) :
beperken, beteugelen, beheersen, opkroppen, onderdrukken, weerhouden, bedwingen, tegenhouden, matigen, verbijten, temperen, in toom houden, intomen, betomen
beheersen (ww) :
controleren, domineren, beteugelen, regeren, sturen, onderdrukken, bezitten, besturen, overheersen, heersen, de baas zijn, de baas spelen over
controleren (ww) :
begeleiden, bewaken, domineren, beteugelen, beheersen, manipuleren, overheersen, superviseren, in de hand houden
onderwerpen (ww) :
beteugelen, knechten, onderdrukken, overweldigen, bedwingen, knevelen, onder het juk brengen, kleinkrijgen
tegengaan (ww) :
verzetten, bestrijden, beteugelen, verhinderen, bevechten
breidelen (ww) :
beperken, beteugelen, beheersen, bedwingen, intomen
matigen (ww) :
beperken, beteugelen, inhouden, temperen, intomen
intomen (ww) :
beperken, beteugelen, bedwingen, matigen
temmen (ww) :
beteugelen, bedwingen

woordverbanden van ‘beteugelen’ grafisch weergegeven

in Charivarius' Een Ander Woord (1945):

in het Handwoordenboek van Nederlandsche Synoniemen (1908):

matigen, beteugelen

Niet botvieren, doch beperken. Matigen wordt van die aandoeningen gebruikt, die op zich zelf niet verkeerd zijn, maar dit, wanneer ze zich te sterk uiten, kunnen worden. Men matigt zijne vreugde, zijne liefde, zijne droefheid, maar men beteugelt wat door heftigheid of drift verkeerd is, z. a. zijne gramschap, zijn toorn en dergelijke.

Door zijne macht iemand of iets in de vrije beweging beperken. Beheerschen drukt uit, dat men dit doet krachtens de macht en de kracht, die men bezit. Eene volksmenigte, een toestand beheerschen; zich beheerschen = heer, meester blijven over zichzelf. Bij beteugelen en betoomen staat het middel op den voorgrond, waardoor dat geschiedt. Een paard beteugelen, betoomen; fig.: zijne driften beteugelen, betoomen. Bedwingen is iemand door dwang of geweld noodzaken zich te beperken. Een paard, een oproer, zijne tranen bedwingen; zichzelf bedwingen = zijn toorn inhouden, zichzelf meester blijven. Bezitten is eigenlijk bezit van iets hebben, dus macht over iets hebben; zich bezitten is derhalve macht, over zichzelf en over zijne bewegingen hebben.

in Keur van Nederlandsche Synoniemen (1922):

Met kracht iemand of iets in zijn vrije beweging tegengaan.

Beheerschen duidt aan, dat men zulks doet dooide macht, waarover men beschikt; het wijst er door zijn afleiding op, dat men heer is, dat men doet gehoorzamen niet door leiding of bestuur, maar uitsluitend door zijn gezag, dat men weet uit te oefenen, of door de macht, die men bezit. Deze volksleider bezit zulk een redenaarstalent, dat hij de geheele vergadering weet te beheerschen.

Bedwingen wijst aan, dat men dwang gebruikt en onderstelt dus een tegenstand, waarop het gezag door dwang zegeviert. Door bedwingen wordt dus iets onderdrukt. In korten tijd had de veldheer door krasse maatregelen den opstand bedwongen. Hoe verklaart gij nu de fig. beteekenis van: zijn lachen bedwingen?

Beheerschen en bedwingen kunnen betrekking hebben op een rust; beteugelen en betoomen doen denken aan hollende dieren, wier te snelle loop met kracht wordt tegengehouden en geleid of bestuurd. In letterlijken zin is betoomen sterker den beteugelen, daar het eerste is afgeleid van toom, het geheele hoofdstel, en teugel alleen de riem of den band aanwijst. Betoomen is dus eigenlijk meer het geheele bestuur onder zijn macht brengen, en dus meester van de leiding worden; terwijl beteugelen meer slaat op de werking van terug houden of stuiten; wat beteugeld wordt, komt dus tot stilstand, wordt geheel en al te keer gegaan. Toch wordt dit verschil niet altijd in acht genomen. Het is goed zijn hartstochten te betoomen, d.w.z. onder zijn bestuur, in zijn macht te krijgen en ze dus in hun snellen loop tegen te gaan. Het is noodzakelijk zijn blinde driften te beteugelen, m.a.w. in te houden, te onderdrukken, zoodra zij in ons opkomen.

in Woordenboek der Nederduitsche synonimen (1821), band 1, blz. 237:

in Woordenboek der Nederduitsche synonimen (1821), band 2, blz. 283:

in Woordenboek der Nederduitsche synonimen (1821), band 2, blz. 409:

matigen, beteugelen

in Nederduitsche synonymen (1836), band 2, blz. 221:

in de lijst met antoniemen (woorden met een tegengestelde betekenis):

beteugelen
uitleven

woorden met een verwante vorm:

werkwoord
zelfstandig naamwoord
bijvoeglijk naamwoord

bij andere sites:

synoniemen-sites:
algemene woordenboeken:
oorsprong:
zinsverband en voorbeeldzinnen:
vertalen:
naar het
overige:

debug info: 0.0038 c