ernst

als woordenboektrefwoord:

ernst:
m. stemming tot plichtsbetrachting ; in ernst, ik meen het; met ernst studeren, vlijtig.

als trefwoord met bijbehorende synoniemen:

ernst (zn) :
belang, gewicht
ernst (zn) :
serieusheid

als synoniem van een ander trefwoord:

belang (zn) :
ernst, relevantie, betekenis, waarde, gewicht, zwaarte, significantie, draagwijdte, importantie, gewichtigheid, belangrijkheid
gewicht (zn) :
belang, aanzien, ernst, relevantie, betekenis, waarde, invloed, significantie, importantie, gewichtigheid, belangrijkheid
plechtigheid (zn) :
ernst, stemmigheid
zwaarte (zn) :
belang, ernst
menens (bn) :
ernst, serieus

woordverbanden van ‘ernst’ grafisch weergegeven

in het Handwoordenboek van Nederlandsche Synoniemen (1908):

De meest gewone wijze, waarop men tot het goede tracht te brengen, of tegen het kwaad optreedt. Bij nadruk gaat men met klem te werk, en wil men door het gewicht, dat men op zijn woorden legt, tot het goede aansporen of van het kwade terughouden. Wie met ernst iemand iets onder 't oog brengt, tracht zoowel op het gemoed als op het verstand te werken; bij gestrengheid denkt men meer aan het straffen of het met kracht tegengaan van het kwaad. Bij gestrengheid ontbreekt dus de zachtheid waarvan de ernst dikwijls vergezeld gaat, maar toch kan zij nog zeer goed gepaard gaan met welwillendheid. Met nadruk betoogde hij dat het verkeerd was, en dus gemeden moest worden. De ernst; waarmede zij aan hem zijn plicht herinnerde, maakte indruk op den jongeling, Een vriend die mij mijn feilen toont, Gestreng bestraft en nooit verschoont....

IJver is de werkzaamheid, die aanhoudend bezig is aan hare taak. Wie met ijver werkt is druk bezig, hij paart werkzaamheid aan volharding. Vlijt is die werkzaamheid die bij aanhoudend werken het er op toelegt die taak zoo goed mogelijk te volbrengen; wie met vlijt werkt, paart spoed aan oplettendheid. Naarstigheid is minder in gebruik. Het wordt vooral van kinderen gezegd en ziet op werkzaamheid gepaard aan goeden wil en inspanning om de opgegeven taak behoorlijk af te maken. Ernst, eigenlijk strijd, en vervolgens inspanning beteekenend, geeft te kennen, dat wij bewust van het gewicht eener taak, ons inspanning er voor getroosten. Deze bewustheid leidt tot ijver en tot vlijt. Eene zaak met ijver voortzetten; blinde ijver. De naarstigheid van den scholier verdient belooning. Hij legt zich met vlijt op de studie toe; de vruchten van zijne vlijt genieten. Iets met ernst ondernemen.

in Woordenboek der Nederduitsche synonimen (1821), band 2, blz. 159:

in Woordenboek der Nederduitsche synonimen (1821), band 2, blz. 159:

ernst, ijver

woorden met een verwante vorm:

bijvoeglijk naamwoord

zie ook:

bij andere sites:

synoniemen-sites:
algemene woordenboeken:
oorsprong:
zinsverband en voorbeeldzinnen:
vertalen:
naar het
overige:

debug info: 0.0024 c