omslaan

als trefwoord met bijbehorende synoniemen:

omslaan (ww) :
omvallen, kippen, omgaan, kantelen, omkiepen, kapseizen, omkantelen, kenteren, dompen
omslaan (ww) :
ombuigen, vouwen, omvouwen
omslaan (ww) :
omdoen, omwikkelen
omslaan (ww) :
omkeren, omdraaien
omslaan (ww) :
omverwerpen
omslaan (ww) :
veranderen
omslaan (ww) :
neerslaan
omslaan (ww) :
verdelen

als synoniem van een ander trefwoord:

veranderen (ww) :
wijzigen, afwisselen, keren, anders worden, wisselen, overgaan, transformeren, verkeren, variëren, omslaan, muteren, fluctueren, kenteren, changeren
kantelen (ww) :
omvallen, wippen, omkieperen, omslaan, kapseizen, kiepen, kenteren, dompen
omkeren (ww) :
veranderen, draaien, omzetten, omdraaien, omslaan, omwenden, inverteren
wikkelen (ww) :
winden, inpakken, sluiten, omslaan, omhullen, hullen, inwikkelen
aandoen (ww) :
aantrekken, aanschieten, omslaan, omdoen, omhangen, omwikkelen
aantrekken (ww) :
opzetten, aandoen, aanschieten, omslaan, omdoen, omhangen
bladeren (ww) :
neuzen, grasduinen, spitten, omslaan, browsen
neerslaan (ww) :
strijken, omslaan, neerlaten, omverwerpen
kiepen (ww) :
omvallen, wippen, kantelen, omslaan
kenteren (ww) :
veranderen, kantelen, omslaan
keren (ww) :
veranderen, omslaan, kenteren
opslaan (ww) :
openslaan, omslaan, opklappen
kippen (ww) :
omslaan, kiepen, omkantelen
overslaan (ww) :
veranderen, omslaan

woordverbanden van ‘omslaan’ grafisch weergegeven

in Charivarius' Een Ander Woord (1945):

in het Handwoordenboek van Nederlandsche Synoniemen (1908):

Al deze woorden beteekenen een deel des lichaams van een kleedingstuk of iets dergelijks voorzien. Opzetten zegt dat op het hoofd; voordoen dat aan de voorzijde een kleedingstuk wordt aangebracht; aantrekken, aanschieten, omslaan en omwerpen zien op de wijze (bedaarder, vlugger, haastig of ter loops en achteloos), waarop de kleedingstukken aangedaan worden, hetgeen gedeeltelijk van hun vorm afhangt. Aanschieten en omwerpen geven te kennen dat het aandoen vlug en met haast geschiedt; aantrekken dat het kleedingstuk over lichaamsdeelen heen wordt getrokken; eenigermate is deze gedachte ook aan aanschieten eigen. Spreekt men in het algemeen, dan omvat aandoen alles wat de laatste vier woorden beteekenen. Ter onderscheiding van aandoen bezigt men omdoen, als men sieraden of kleedingstukken bedoelt, die het geheele lichaam of wel hals of romp geheel omgeven: een das of doek omdoen. Langzamerhand zijn aandoen en omdoen, in verband met sommige kleedingstukken gebruikt, geheel gelijk van beteekenis geworden. Men kan zoowel een boordje omdoen als een boordje aandoen, een reddingsgordel aandoen als omdoen. Terwijl aantrekken gebezigd wordt van kleedingstukken, die eenigermate sluitend zijn, worden omslaan en omwerpen alleen gebruikt van kleedingstukken en sieraden, die niet gesloten worden, maar het lichaam min of meer omgeven of omringen; een mantel, een doek enz. omwerpen of omslaan. Het onderscheid tusschen deze laatste en omdoen is voornamelijk gelegen in de meerdere zorgvuldigheid, waarmede deze laatste handeling gepaard gaat, terwijl aandoen gebruikt wordt van die sieraden, die niet een deel van het lichaam omringen, b.v. een doek goed omdoen, een collier omdoen, doch oorbellen enz. aandoen.

in Woordenboek der Nederduitsche synonimen (1821), band 3, blz. 15:

woorden met een verwante vorm:

werkwoord

bij andere sites:

synoniemen-sites:
algemene woordenboeken:
oorsprong:
zinsverband en voorbeeldzinnen:
vertalen:
naar het
overige:

debug info: 0.0024 c