schoot

als woordenboektrefwoord:

schoot:
m. (schoten), spantouw v. e. zeil.
schoot:
m. (schoten), deel van een kledingstuk.
schoot:
v. (schoten), loot; scheutje; deel van een slot.

als trefwoord met bijbehorende synoniemen:

schoot (zn) :
baarmoeder, buik, moederschoot, moederlijf
schoot (zn) :
steek, spruit, lot, uitloper, scheut, loot
schoot (zn) :
rustplaats, kring, boezem, omarming
schoot (zn) :
schort, voorschoot
schoot (zn) :
binnenste

als synoniem van een ander trefwoord:

loot (zn) :
schoot, spruit, lot, stek, uitloper, scheut, twijg, aflegger, ent, afzetsel, uitspruitsel, stekje, spruitsel
lot (zn) :
schoot, tak, uitloper, scheut, telg, loot, uitspruitsel

woordverbanden van ‘schoot’ grafisch weergegeven

in Woordenboek der Nederduitsche synonimen (1821), band 1, blz. 387:

boezem, borst, hart, schoot

in Nederduitsche synonymen (1836), band 2, blz. 116:

bij andere sites:

synoniemen-sites:
algemene woordenboeken:
oorsprong:
zinsverband en voorbeeldzinnen:
vertalen:
naar het
overige:

debug info: 0.002 c