vlegel

als woordenboektrefwoord:

vlegel:
m. (-s), dorswerktuig.
vlegel:
m. (-s), lomperd.

als trefwoord met bijbehorende synoniemen:

vlegel (zn) :
hond, lummel, schoft, kwajongen, lomperd, vlerk, botterik, kinkel, blaag, rekel, kataas

als synoniem van een ander trefwoord:

deugniet (zn) :
boefje, schavuit, snotaap, nietsnut, dondersteen, etter, bengel, ondeugd, rakker, loeder, kwajongen, donderstraal, vlegel, belhamel, doerak, schelm, rekel, guit, wittekop, bliksemstraal, straatvlegel, kataas, kwapoets, lorejas
lomperd (zn) :
knuppel, boer, knul, buffel, sukkel, lummel, lomperik, boerenkinkel, vlegel, boerenpummel, pummel, botterik, kinkel, kaffer, stoffel, guil, hannekemaaier, plomperd, loebas, lorejas, loeris
schoft (zn) :
klootzak, bandiet, schurk, smeerlap, hufter, loeder, ellendeling, vlegel, rotvent, vlerk, ploert, proleet, schoelje, lorejas
kwajongen (zn) :
snotaap, snotneus, deugniet, aap, bengel, ondeugd, rakker, rotjong, vlegel, blaag, kapoen, kwapoets, pagadder
kinkel (zn) :
hark, lomperik, vlegel, boerenpummel, lomperd, vlerk, botterik, knurft
aap (zn) :
boef, deugniet, bengel, ondeugd, kwajongen, vlegel, belhamel, rekel
blaag (zn) :
kreng, jong, snotneus, dondersteen, kwajongen, apenkop, vlegel
schoelje (zn) :
bandiet, schurk, schoft, vlegel, schobbejak, fielt
vlerk (zn) :
boer, patser, vlegel, proleet, ongelikte beer
buffel (zn) :
vlegel, lomperd
lomperd (zn) :
vlegel, ploert
doerak (zn) :
vlegel
flikker (zn) :
vlegel
rekel (zn) :
vlegel

woordverbanden van ‘vlegel’ grafisch weergegeven

in Charivarius' Een Ander Woord (1945):

in Woordenboek der Nederduitsche synonimen (1821), band 3, blz. 265:

vlerk, vlegel, wiek

woorden met een verwante vorm:

bijvoeglijk naamwoord

bij andere sites:

synoniemen-sites:
algemene woordenboeken:
oorsprong:
zinsverband en voorbeeldzinnen:
vertalen:
naar het
overige:

debug info: 0.0024 c