uitscheiden

als woordenboektrefwoord:

uitscheiden:
(scheidde uit, uitgescheiden), ophouden ; afzonderen.

als trefwoord met bijbehorende synoniemen:

uitscheiden (ww) :
ophouden, opgeven, stoppen, afbreken, eindigen
uitscheiden (ww) :
produceren, afscheiden

als synoniem van een ander trefwoord:

stoppen (ww) :
blokkeren, ophouden, afslaan, afhaken, laten, besluiten, afbreken, staken, uitzetten, eindigen, doen ophouden, tegenhouden, neerleggen, stopzetten, beëindigen, stilleggen, uitscheiden, stilzetten, termineren
eindigen (ww) :
afwerken, ophouden, afronden, stoppen, besluiten, voltooien, afbreken, klaarkomen, afhandelen, afsluiten, afmaken, sluiten, beëindigen, uitscheiden, einden, termineren, een eind maken, voleindigen
ophouden (ww) :
opgeven, stoppen, eindigen, pauzeren, afhouden, stilstaan, uitscheiden, dichtgaan, een einde nemen, cesseren
afscheiden (ww) :
afgeven, uitscheiden, uitzweten

woordverbanden van ‘uitscheiden’ grafisch weergegeven

in Charivarius' Een Ander Woord (1945):

in het Handwoordenboek van Nederlandsche Synoniemen (1908):

Eene handeling, waaraan men bezig is, niet voortzetten. Bij uitscheiden, dat minder in de schrijftaal gebezigd wordt, wordt meer opzettelijk dan bij ophouden te kennen gegeven, dat de afgebroken handeling niet hervat wordt. Aflaten en afstaan, bijna uitsluitend in dichterlijke taal in gebruik, worden meest gezegd van zulke handelingen, die als kwaad of althans als onaangenaam voor een ander worden voorgesteld. Vandaar dat zij veelal gebezigd worden in de gebiedende wijs of met de ontkenning. Afstappen van bezigt men gewoonlijk ten opzichte van een onderwerp, waarover men spreekt of schrijft, maar welks behandeling men verder wil laten rusten. Dappere edellieden .... staat af van uw roekeloos bestaan. Laat ons van dit onderwerp afstappen. Scheid uit met plagen. Houd op met werken. „Laat af van dit onnoozel schreiend."

„Groothartige Egmond laat niet af,
Zijn wakk're volgers aan te vuren."

eindigen, ophouden, uitscheiden

Ophouden en uitscheiden worden gezegd van eene werking enz., die gestaakt wordt. Ophouden geeft meer dan uitscheiden te kennen, dat de werking slechts tijdelijk gestaakt wordt. Eindigen duidt aan, dat het werk volbracht is. De muziek houdt op kan men zeggen, wanneer men er niet aan denkt, of geheel in het midden laat, dat er nog iets komt; de muziek eindigt is alleen toepasselijk op het einde van het geheele concert. Wij hebben lang genoeg gespeeld, laat ons nu uitscheiden.

in Woordenboek der Nederduitsche synonimen (1821), band 2, blz. 152:

einden, eindigen, ophouden, uitscheiden

in de lijst met antoniemen (woorden met een tegengestelde betekenis):

uitscheiden
aanbreken, aanvangen, beginnen, blijven, doorzetten, intreden, inzetten, openen, starten, uithouden, volhouden

woorden met een verwante vorm:

werkwoord
zelfstandig naamwoord

bij andere sites:

synoniemen-sites:
algemene woordenboeken:
oorsprong:
zinsverband en voorbeeldzinnen:
vertalen:
naar het
overige:

debug info: 0.0021 c