vervallen

als trefwoord met bijbehorende synoniemen:

vervallen (ww) :
uitvallen, aftakelen, niet doorgaan, afvallen, wegvallen, ontvallen, achteruitgaan
vervallen (ww) :
terugvallen, recidiveren, in de versukkeling raken, verliederlijken
vervallen (ww) :
ophouden, verlopen, aflopen, cesseren
vervallen (ww) :
verweren, vermolmen
vervallen (bn) :
verzwakt, verlopen, gammel, bouwvallig, afgeleefd, verarmd, kaduuk, verwaarloosd, ruïneachtig, kramakkel
vervallen (bn) :
teloorgaan, verkrotten

als synoniem van een ander trefwoord:

aftakelen (ww) :
verouderen, vervallen, afsterven, verzwakken, sukkelen, verloederen, verwelken, dementeren, achteruitgaan
verlopen (ww) :
vervallen, verminderen, aflopen, verwateren, verslechteren, achteruitgaan
uitvallen (ww) :
vervallen, afvallen, wegvallen, bezwijken, begeven, stukgaan, kapotgaan
vallen (ww) :
vervallen, verminderen, dalen, zakken, zinken, inzakken, kelderen
verlopen (ww) :
vervallen, ongeldig worden, verjaren, expireren
aflopen (ww) :
vervallen, verlopen, eindigen, verstrijken
afvallen (ww) :
vervallen, verlopen, uitvallen, wegvallen
achteruitgaan (ww) :
vervallen, verlopen, afzakken
cesseren (ww) :
vervallen, ophouden
verschijnen (ww) :
vervallen
bouwvallig (bn) :
vervallen, wrak, gehavend, kapot, gammel, krakkemikkig, kaduuk, haveloos, verwaarloosd, kramakkel, instortend
gammel (bn) :
vervallen, wankel, bouwvallig, krakkemikkig, afgeleefd, wrakkig, kramakkel, kramakkelig
haveloos (bn) :
slordig, vervallen, armoedig, kaal, bouwvallig, sjofel, voddig, shabby
verlopen (bn) :
vervallen, voorbij, afgelopen, geleden, verjaard, verstreken
kaduuk (bn) :
vervallen, versleten, kapot, bouwvallig

woordverbanden van ‘vervallen’ grafisch weergegeven

in Charivarius' Een Ander Woord (1945):

in het Handwoordenboek van Nederlandsche Synoniemen (1908):

Afnemen en verminderen zijn synoniem met luwen, voor zooverre zij van de gesteldheid van wind of weder gebruikt worden. Van den wind gebruikt, zegt luwen dat de eerst hevige wind vermindert of gaat liggen; van het weder, dat de koude zich minder doet gevoelen. In overdrachtelijke beteekenis wordt het ook gebruikt voor het verminderen van gevaar; verder voor het kleiner of minder worden in omvang, hoedanigheid of hoeveelheid. Tegenover afnemen staat toenemen, tegenover verminderen staat vermeerderen. Verminderen is minder worden; door den comparatief, welke er aan ten grondslag ligt, wordt reeds uitgedrukt dat de toestand, waarin iets verkeert, vergeleken wordt met een vorigen toestand, terwijl men bij afnemen alleen de werking, die op het oogenblik plaats heeft, in het oog houdt. Gaat het afnemen sterk voort, zoodat er zich sporen van geheele ineenzinking of te niet gaan van de zaak of den persoon beginnen te vertoonen, dan wordt het vervallen. Afneming van krachten kan licht tot verval van krachten overgaan. Hun omzet neemt af, doch hun handelsgeest vermindert niet.

in Keur van Nederlandsche Synoniemen (1922):

afnemen, vervallen, verminderen

Kleiner worden.

Verminderen ziet op het kleiner worden van omvang of grootte, vergeleken bij een vroegeren toestand en heeft meer bepaald op één geval betrekking: Door den brand is zijn rijkdom verminderd. Afnemen is het langzaam minder worden en stelt vooral dat minder worden op dit oogenblik op den voorgrond: zijn aanzien neemt af. Vervallen is: de vroegere kracht of beteekenis verliezen, zoodat de ondergang onvermijdelijk wordt: Verval van krachten; een vervallen grootheid.

woorden met een verwante vorm:

werkwoord
zelfstandig naamwoord

bij andere sites:

synoniemen-sites:
algemene woordenboeken:
oorsprong:
zinsverband en voorbeeldzinnen:
vertalen:
naar het
overige:

debug info: 0.0029 c